2e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd; invers doe je

Goeman, A. (1992b): Voorbeelden van Paardekooper z’n vaste aansluiting: werkwoordsuffigering in enclise bij monosyllabische werkwoorden 2e p. enk., in: Bennis, H. en J. de Vries (red.): De Binnenbouw van het Nederlands. Een bundel artikelen voor P. C. Paardekooper, Dordrecht, Foris, 95-106. ●Examples of Paardekooper’s tight connection: verbal affixation in enclitic position to monosyllabic verbs; 2nd person singular●
[on postverbal 2nd person singular enclitic pronouns and their verbal endings; also a chapter in my
1999 book]
Download
here (zipped)

CompAgrDoe-je
Kaart 1 Enclitisch suffix doe+...-je (Goeman 1992b)

Samenvatting
Aangetoond wordt dat enclitische verbale vormen, als er gedetailleerd getranscribeerd wordt, veel informatie geven over zowel de vorm van het pronomen, als over de vorm van het verbale suffix. I probeer alle 2e pers. enk. werkwoordsvormen in inversie te verklaren van het werkwoord doen die in de Nederlandse dialecten voorkomen. De data zijn afkomstig uit het GTRProject. Het werkwoord doen is gekozen omdat monosyllabische verba met hun enclitica cruciale informatie geven over de vorm en de aanwezigheid van congruerende voegwoorden. In een eerdere studie (De Visser en Goeman 1979, 238-240) kon ik aantonen dat de dialecten van Oostvlaanderen een verborgen -e suffix hebben voor 1e pers. enk. en voor 1ste en 2e pers. meerv. dat enkel traceerbaar is door de verlenging van de vocaal van het onderschikkend voegwoord da. Dezelfde verlenging komt ook voor als de stamvocaal van het werkwoord gevolgd wordt door een clitisch pronomen. Dat de Oostvlaaamse vocaallengte niet fonologisch relevant is doet in dit verband niet terzake, daar de neutralisatie van het vocaallengte-contrast voorkomt in goed bepaalde distributionele postities (Taeldeman 1978, 40).

Er bestaat een -
e suffix in enclitische positie in Noord-Holland, Zeelens en in noordoostelijke dialecten van Nederland. Dit zijn dialecten met ingweoonse kenmerken. Het suffix is relatief oud, omdat het ook in het Middel Nederduits en in het Oudengels voorkomt. De meeste attestaties in het Middel Nederduits zijn in de enclitische positie van de 1e pers. meerv. maar dat is een gevolg van de stijlsoort oorkonden, waar een directe aanspreking voor de 2e pers. meerv zelden of niet voorkomt.
Over de oorsprong van dit -
e suffix zijn de meningen verdeeld.
Het kan komen van oorpronkelijk -
et, maar ook uit -en. In het laatste geval is aantoonbaar voor het Oudhoogduits dat die 1e pers. meerv. -e(n) een optatief is (Braune 1975, 260). Het Oudengels heeft enclitisch -e in de 1e en 2e pers. meerv., net als de Nederlandse noordoostelijke dialecten.
Volgens Sievers (1898, 194-195) vertonen de verbale vormen dan een optatief-vorm in de indicatief, zoals blijkt uit de stamvocaal van
have . Sievers traceert de chronologie als volgt: vanoud hebben verba op -mi en de smengetrokken verba adhortatieve meervoudsuffuxen die op -n eindigen (in presens, optatief en preteritum - de preterito-presentia inbegrepen). Vervolgend beïnvloedde de optatief in zijn adhortatieve functie de indicatief presens: we habbadh - haebbe we, de laatste vorm heeft een optatiefvocaal.. Daarna werd dat uitgebreid over andere indicatiefvormen. Het proces kwam het verst in de Anglische dialecten. De westelijke ingweoonse Nederlandse dialecten vertonen de meeste overeenkomst met Kent.