Mijn eigen invalshoek was vanuit de morfologie, met inachtneming van fonologische processen die werken tussen host en encliticum, en enigzins lexicalistisch gekleurd. Het onderzoek bedoelde ook de feitenbasis uit te breiden en die beter te omschrijven en in zoverre is het theorieonafhankelijk, maar wel theoretisch geïnformeerd; wat wil zeggen, volgens de toen zich opeenvolgende ontwikkelingen.

CompAgrkaart
Kaart 1 MCGG (Goeman 1997)


Postma (2006) concludeert dat de oorsprong van Comp-agreement een
gecombineerde extractie is van zowel het nominale domein (Goeman 1980: clitisatie vanuit de structurele subjectspositie) als van onafhankelijke vervoeging van de C-positie in het uitgebreide verbale domein (Zwart 1993: extended verbal domain with C- and I-inflection).
De Vogelaer et al. (2006) lijkt een parallel te vormen met de conclusie van Postma, want morfologisch geïnspireerde en syntactisch geïnspireerde verklaringen van het verschijnsel Comp-agreement sluiten elkaar evenmin uit: het is een chronologisch latere syntactische structurering van de primaire morfologisch gekenmerkte structuur.

Het onderzoek naar congruerende voegwoorden staat in een wijder verband met onderzoek naar werkwoordvervoeging en pronomina.
Voor de Nederlandse dialecten is dat over de presensvervoeging (Goeman 1992) en over de eenheidspluralis (Goeman 1993); zie de pagina’s over
boeken en artikelen.
Voor het hele nederlandsprekende taalgebied zie de hoofdstukken over presens, preteritum en proclitica en enclita in
MAND volume II.

Ik voeg hier ook twee artikelen en toe over 1sing. pres.
ik ben/ik zijn en over 2sing. pres. doe je omdat bij de bespreking van deze vormen van monosyllabische werkwoorden aspecten voorkomen die ook van belang zijn voor congruerende voegwoorden.