1e singular persoon enkelvoud tegenwoordige tijd ik zijn/ik ben
De Visser, M. & A. Goeman (1979a): Voegwoord, relatief partikel en persoonsvorm in een dialect. Een geval van schijnbare kongruentie bij voegwoorden in de 1e persoon enkelvoud? [Naschrift door A. Goeman]. In: Taal en Tongval 31, 222-241. ●Conjunction, relative particle and finite verb in a dialect. A case of apperent agreement on subordinators in the 1st person singular?●
[mijn eerste publicatie over COMP-Agreement/congruerende voegwoorden, hoofdzakelijk over 1ste persoon enkelvoud; uitgave van een concept van M. de Visser, met een meer specifieke analyse van mij]
Download hier (zipped)

Kaart II Congruerend voegwoord 1ste pers. enk. tegenwoordige tijd (De Visser&Goeman 1980)
Samenvatting
Dit artikel probeert de vraag te beantwoorden of er ook 1ste pers. enk. congruentie/vervoeging op voegwoorden bestaat naast die in het meervoud die al door Vanacker (1949) was beschreven.
Het onderzoeksgebied is nu het Land van Axel. De Visser was afkomstig uit dat gebied en zelf dialectspreker, hij vertegenwoordigt een oudere fase van het dialect. Vandaar dat hij het nodig vond aanvullende observaties te doen van spontane gesprekken (in de periode 1971-1974), onder sprekers met verschillende leeftijden, geslacht, beroep en religie.
Hij had gegevens voor de volgende plaatsen Terneuzen (I112), Hoek (I137), Knol (I137a), Zaamslag (I138), Otene ((I138a), Reuzenhoek (I138b), Driewegen (I138c), Sluiskil (I138d), Axel ((i140) and Spui (I140b). Hij gebruikte ter aanvulling ook gegevens uit de Reeks Nederlandse Dialect Atlassen (RND)
Om de vraag te beantwoorden moet je kijken naar het gedrag van de 1e persoon tegen de achtergrond van de vervoeging van de tegenwoordige tijd in zijn totalitiet, en ook naar de vorm van de persoonlijke voornaamwoorden en de vorm van de onderschikkende voegwoorden die als ‘gastheer’ voor het volgende voornaamwoord optreden.
Vanacker (1949) wees de moelijkheid van 1ste pers. enkelvoud-congruentie bij voegwoorden omdat hij vond dat de nasale-vormen verklaard moesten worden door een onafhankelijk en automatisch fonetische nasaleringsproces. Hier wordt aangetoond dat die congruentie wel degelijk bestaat.
Het bewijs van 1ste persoon enkelvoudscongruentie en De Vissers observaties over het pronomen ‘die’ openden me het pad om opened for me the path het bestaan aan te tonen van het bestaan van volledige persoonsparadigma’s bij voegwoorden (Goeman 1997).
Het artikel is een posthume reconstructie door mij van de redeneringen achter de aantekeningen, de dialectdata en de interpretaties door Michiel de Visser.
Als leek-taalkundige wasMichiel de Visser een scherpe observator van de taalkundige verschijnselen; hij had contact gehad met Johan Taeldeman van de Rijksuniversiteit Gent en met mij op het Meertens Instituut. Zijn voortijdige dood verhinderde, dat hij het werk kon voltooien. Zijn aantekeningen werden door zijn weduwe aan me overgedragen.
Het artikel opent met een verantwoording van de reconstructie, en eindigt met een nawoord waarin ik het belang van fusievormen met enclitische voornaamwoorden benadruk, speciaal die van ‘monosyllabische werkwoorden en van de (meestal) monosyllabische voegwoorden.
Goeman, A. (1979b): Ik zij(n) versus ik ben gedurende honderd jaar. In: M. Gerritsen (ed.): Taalverandering in Nederlandse Dialecten, honderd jaar vragenlijsten 1879-1979. Muiderberg: Coutinho, 219-230. ●Ik zij(n) versus ik ben during a hundred years●
[real time developments in the use of 1st person singular present tense zijn versus ben; the rôle of (subjunctive) modality and subordinate sentence characteristics]
Download here (zipped)

Kaart III Ik ZIJN versus Ik BEN (Goeman 1979)
Samenvatting
De historische achtergrond van de vervanging in ‘werkelijke tijd’ (i.t.t. Labov’s apparent time) van ik ben door ik zij(n) in Nederlandse en Vlaamse dialecten wordt geschetst. Deze vervanging wordt bij benadering gedateerd.
Zij(n)-vormen, met oorspronkelijk lange / î /, zijn in taalhistorisch opzicht optatieven (met conjunctieffunctie).
Vervolgens worden de condities besproken voor de bestaande alternantie ik ben - ik zij(n), en de factoren die een rol spelen in de nieuwe vervanging van ik zij(n) door ik ben .
Ik ben wordt bij voorkeur in hoofdzinnen gebruikt, terwijl ik zij(n) bij voorkeur optreedt shows aan het eind van onderschikkende zinnen.
Deze onderschikkende zinnen hebben een meer modaal dan an indicatief karakter, en daarom verschijnt er een werwoordsvorm (historisch een optatief) met modale associaties.
◊ Nagedachte: er is dus mogelijk een connectie met de adhortatief/optatief-vormen bij inverte (werkwoord+enclitische) voornaamwoord-vormen die in Goeman (1992) besproken worden.