RESEARCH | to English Home (SEE ALSO lower half SIDE BAR)
● Dialectmorfologie
● Dialectgebruik
● Subjectieve Dialectologie
● Modelmatige aanpak van dialectgeografische en sociodialectologische taalvariatie
Ik was onderzoeker bij het Meertens Instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen: 1973-2006; de onderzoeksgroep Variatielinguïstiek en na mijn pensionering ben ik er gastonderzoeker.
Grote, van deze site downloadbare bestanden zijn gecomprimeerd (zip-files)
Dialectmorfologie
In de tijd dat ik betrokken was bij de Atlas Linguarum Europa (ALE) publiceerde ik met H. Hogerheijde een aantal taalkaarten met commentaar over overeenkomsten en verschillen in de woordvormen voor “bliksem”, “donder” en “inslaande bliksem” in de dialecten van de Europese talen. Het commentaar betrof in het bijzonder betekenismotieven en morfologische afleidingen en samenstellingen. In 2010 is, inzoomend op Nederland en België, de rol van taboe nagegaan bij de woordvorming van “bliksem”, “donder” en dergelijke.
Het materiaal betreffende het ALE-project bevindt zich in het archief van het Meertens Instituut.
M’n morfologisch onderzoek omvat niet alleen werk over de werkwoordsuitgangen, clitische pronomina, genusuitdrukking en over de meervoudsvorming in de huidige dialecten van het Nederlands en in het verleden, maar ook onderzoek naar de uitgangen -e, -en, -n(e), -(e)t en -s(t) in de verschillende morfologische woordklassen.
In aansluiting daarop hebben t-afval (t-deletie, ook samen met Piet van Reenen), n-afval (n-deletie) en e-afval (sjwa-apocope) aan het woordeinde bijzondere aandacht gehad.
............Tekening © 1999 Willem Vleeschouwer
Daarnaast deed ik onderzoek naar diftongering en Great Vowel Shift-achtige verschijnselen, en ook naar de zachte /g/ in heden en verleden.
In het onderzoek naar congruerende voegwoorden kwamen de morfologische onderzoeksthema’s werkwoordsuitgangen en clitische pronomina samen. Dit onderzoeksterrein ligt deels op het terrein van de syntaxis, maar er spelen ook fonologische kwesties mee op het gebied van het fonologisch woord.
Database GTRP
Johan Taeldeman (Universiteit van Gent, België), Piet van Reenen en ik waren de drijvende kracht achter een groot veldwerkproject Fonologie en Morfologie van de Nederlandse dialecten op basis van veldwerk, waarvoor de fonetische transcripties van de dialectuitspraak door een groot aantal veldwerkers is bijeengebracht. Met Piet van Reenen (Vrije Universiteit Amsterdam) werd de fonetische database van dit project opgezet: het Goeman-Taeldeman-Van Reenen Project.
Het project heeft in België en Nederland, maar ook daarbuiten, veel onderzoek gegenereerd. De onderzoeksgroep van John Nerbonne (Universiteit Groningen) grijpt vaak naar deze data. Ook mijn eigen onderzoek is in grote mate op deze database gebaseerd.
Dialectatlassen
Veldwerk en database resulteerden in twee grote dialectatlassen:
Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (Universiteit Gent)
Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (Meertens Instituut-KNAW).
Ik coordineerde het werk voor beide atlasdelen en werkte samen met B. van den Berg, Thera de Jong en G. de Schutter (Universitaire Instellingen Antwerpen) voor het eerste deel; met B. van den Berg, Anke Jongkind, O. Koornwinder, M. van Oostendorp en P. van Reenen voor het tweede deel. De hoofdstukken over de verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden (genus) en de over de vervoeging van de werkwoorden zijn van mijn hand.
Sinds 2010 wordt er gewerkt aan het oplijnen van de oorspronkelijke gedigitaliseerde geluidsopnames met de transcripties in de database.
Ik studeerde Nederlands (onder andere bij A. Weijen), Algemene Taalwetenschap (bij R. Kraak) aan de Universiteit van Nijmegen en taalstatistiek en formele talen aan het Centre de Linguistique Quantitative van de Universiteit van Parijs. Ik promoveerde aan de Vrije Universiteit met als promotor P. van Reenen.
Dialectgebruik en Subjectieve dialectologie
Het onderzoek van Weijnen naar subjectief ervaren overeenkomst tussen dialecten heeft me op het spoor gezet van een negentiende-eeuwse eerdere poging in die richting (Willems). In het onderzoek naar de richtingsgevoelige, geografische kanten van dat soort oordelen bracht ik ze in verband met taalstructurele aspecten. In relatie hiermee staat ook het onderzoek naar dialectgebruik in Nederland (samen met Willy Jongenburger). Ik hoop over niet al te lange tijd soortgelijke analyses te kunnen rapporteren van een specifieke groep, namelijk van degenen die dialectvragenlijsten invullen.
Modelmatige aanpak van dialectgeografische en sociodialectologische taalvariatie
Bijna al mijn werk gaat uit van de inherente variabiliteit van taaldata en taalgedrag, en probeert daar de echte patronen in te ontwaren, de structuur. Dat heeft tot gevolg dat ik de taalinterne en de sociale factoren die die structuur vormgeven modelmatig benader; met statistische modellen om te kunnen onderscheiden wat bepalend is, en wat toevallig. Taaltheorie beschouw ik daarbij als het zoeklicht op de werkelijkheid.
PERSOONLIJK
Ik speel cello en houd van trekkings en bergklimmen. Ik ben getrouwd met Gerrie Toebast (docent Frans); we hebben twee kinderen Brecht (architectenbureau BrechtArchitect), Dirk (geotechnicus) en twee kleinkinderen: Mennan Köse en Yade Köse. Hun vader Furkan is ook architect (Atelier PUUUR architectuur & stedenbouw).